Woordenlijst

Beschermingsklassen

De beschermingsklassen in de elektrotechniek worden voor alle elektrische apparatuur gedefinieerd in DIN EN 61140 VDE 0140-0. Het is onderverdeeld in vier verschillende beschermingsklassen (beschermingsklasse 0, I, II, III). De respectieve beschermingsklassen verschillen in het type bescherming. Voor elke beschermingsklasse zijn symbolen voorzien om de apparatuur te labelen met de respectieve beschermingsklassen. De symbolen van de beschermingsklassen worden ook gedefinieerd in DIN EN 61140 VDE 0140-0. De beschermingsklassen beschrijven de verschillende soorten bescherming van apparatuur en de maatregelen tegen gevaarlijke lichaamsstromen.

Beschermingsklasse 0 geen speciale bescherming tegen elektrische schokken naast de basisisolatie. Er is geen verbinding met een aardgeleidersysteem. Bescherming moet worden gewaarborgd door de omgeving van de apparatuur. Apparaten van deze beschermingsklasse en dit type bescherming zijn niet toegestaan in Duitsland en Oostenrijk.

Beschermingsklasse I (bescherming door beschermende geleider) Apparaat met aansluiting van een beschermende geleider en basisisolatie. In beschermingsklasse I hebben elektrische apparaten als beschermingsmaatregel een stekkerverbinding met het contact van de beschermingsgeleider. De aardgeleideraansluiting voor beschermingsklasse I is zo ingesteld dat deze als eerste wordt aangesloten op de stekker in geval van een elektrische verbinding en als laatste wordt losgekoppeld in geval van gevaar, om te voldoen aan de norm tegen gevaarlijke lichaamsstromen. De verbindingskabel naar het apparaat moet spanningsvrij worden gemaakt, zodat de beschermende geleider de laatste is die mechanisch wordt belast en dus wordt afgescheurd wanneer de kabel wordt afgescheurd. Als een stroomvoerende geleider bij gevaar de behuizing raakt die op de aardgeleider is aangesloten, ontstaat er kortsluiting die de zekering of aardlekschakelaar activeert en het circuit spanningsloos maakt.

Beschermingsklasse II (bescherming door beschermende isolatie) Apparaat zonder beschermende geleideraansluiting met dubbele of versterkte isolatie. Elektrische systemen met beschermingsklasse II hebben dubbele of versterkte isolatie tussen het netcircuit en het uitgangscircuit en hebben geen aardleidingaansluiting. In de elektrotechniek wordt dit type bescherming beschermende isolatie genoemd. Geleidende onderdelen zoals geleidende oppervlakken van elektrische apparaten worden door de versterkte isolatie beschermd tegen contact met onder spanning staande onderdelen. Apparaten of elektrische installaties van beschermingsklasse II hebben geen aardingscontactstoppen. Beschermingsklasse II maakt gebruik van Eurostekkers of contourstekkers voor elektrische installaties.

Beschermingsklasse III (bescherming door extra-lage veiligheidsspanning) Apparaat waarbij de bescherming tegen elektrische schokken gebaseerd is op de voeding met SELV en waarbij geen spanningen hoger dan de SELV worden gegenereerd. Beschermingsklasse III wordt gekenmerkt door de extra-lage veiligheidsspanning en vereist dubbele isolatie voor werking op het lichtnet, vergelijkbaar met beschermingsklasse 2.