De uitgangsspanning van een transformator is de elektrische spanning die beschikbaar is aan de secundaire zijde van de transformator. Deze vloeit voort uit de verhouding van het aantal windingen tussen de primaire en secundaire wikkelingen en is bepalend voor de voeding van de aangesloten belastingen.
Technische grondbeginselen
Een transformator werkt volgens het principe van elektromagnetische inductie. De spanning wordt overgedragen van de ene wikkeling naar de andere zonder mechanische beweging
Â
Typische uitgangsspanningen
Afhankelijk van de toepassing wordt een onderscheid gemaakt:
- Laagspanning (bijv. 12 V, 24 V, 230 V): voor huishoudelijke apparaten, verlichting, elektronica
- Middenspanning (bijv. 10 kV, 20 kV): voor industriële toepassingen en netdistributie
- Hoogspanning (bijv. 110 kV, 400 kV): voor transmissienetten
BeĂŻnvloedende factoren
- Wikkelverhouding: Hoe meer wikkelingen aan de secundaire zijde vergeleken met de primaire zijde, hoe hoger de uitgangsspanning.
- Belasting: De uitgangsspanning kan iets dalen onder belasting (spanningsval).
- Regeling: Sommige transformatoren hebben spanningsregeling (bijv. tapwisselaar).
- Frequentie: De uitgangsspanning is ook afhankelijk van de frequentie van de ingangsstroom (bijv. 50 Hz in Europa).
Veiligheid en normen
- Toleranties: De uitgangsspanning mag slechts binnen bepaalde grenzen fluctueren (bijv. ±10 %).
- Vereisten voor isolatie: Hogere uitgangsspanningen vereisen sterkere isolatie.
Beschermende maatregelen: Overspanningsbeveiliging, aarding en zekeringen zijn essentieel.